Ónze kennissen - "mensen van toen... ?"
Wie ?? | Wanneer ? | Geboren/Overleden | Wat ?? |
Jaren 55 | 1908-1994 | Concierge Begijnhof | |
Jaren 55 | Vakantie Patronaat | ||
Familie Bartok | Fotograaf (vismarkt) | ||
Vital Hermans | Garage Hermas - Mercedes-Benz | ||
Sinds 1957 | 1911-2002 | De Hummeltjes | |
Zuster Angela | Lerares Urselinen | ||
Frans Martens | Huisarchitect | ||
Grondelaers | ALVA's boekhouder |
>>> Klik op een rode persoon/familie voor méér info, in beeld en woord... <<<
juni 1951
SMEETS Hippolyte,
Geboren op 20-10-1908 te Hasselt, echtgenoot van Christiaens Jeanne - Overleden op 30-08-1994 te Hasselt, op 85-jarige leeftijd,
(Bron: Het Belang van Limburg, 01-09-1994)
Mama met M. en Mme Plit Smeets (juni 1951)
Hippolyte SMEETS, of meneer Plit, zoals mama en dus ook wij hem noemden, was indertijd de concierge van het begijnhof. Hij woonde, samen met zijn Jeanne, in de woning rechts naast de inkompoort van het Begijnhof op de Zuivelmarkt.
Zij waren vanaf de jaren '50, misschien zelfs al daarvóór, vriend des huizes bij papa en mama. Onze ouders woonden toen op de Zuivelmarkt 70, in/boven het magazijn van ene mijnheer Forier, een groenten- & fruit groothandelaar, wiens zaak zij rond 1948 hadden overgenomen.
Meneer Plit en zijn vrouw waren dus overburen, in het Begijnhof.
Onderstaand enkele familiefoto's met Plit en Jeanne. Hij was duidelijk een echte (kinder)vriend. Vele jaren was hij onze berispende, maar ook de welgekomen Sinterklaas, zonder dat wij hem herkenden...
1780Poortgebouw Begijnhof
Grondplan Begijnhof
Begijnhof, Hasselt
Gebouwd rond 1707-1711 door Anna Margaretha van Hilst
Poortgebouw van het begijnhof te HasseltHet Hasselts begijnhof is een begijnhof van het zogenoemde ommuurde plein-type, noordoostelijk gelegen binnen de Boulevard grenzend aan de Jeneverstokerij Theunissen (nu Nationaal Jenever-museum) in de Witte Nonnenstraat, de Bonnefantenstraat, de Zuivelmarkt, de Badderijstraat en de nieuwe Provinciale Bibliotheek. Het begijnhof bestaat in zijn huidige vorm uit een V-vormige huizenreeks van dertien huisjes met voorhof, gelegen rond een als tuin ingericht plein van 60 are, waarin de ruïnes van de voormalige begijnhofkerk bewaard bleven. Het huidige begijnhof vormt het derde begijnhof in de geschiedenis.
Het eerste begijnhof uit de 13e eeuwIn 1245 is er voor het eerst sprake van een begijnhof, buiten de stadsmuren gelegen in de nabijheid van de zogenoemde Begijnenpoel en de Planckenweide. De waterput van dit eerste begijnhof dat in 1567 door protestanten tijdens de beeldenstorm werd vernield, is tijdens de jaren zeventig van de 20e eeuw tijdens afbraakwerken aan het Virga Jessecollege aan de Guffenslaan ontdekt. Van het begijnhof zelf werd een deel van de funderingen in de vorm van houten palen teruggevonden. Plaatsnamen in de buurt zoals Begijnenpoel en Begijnenweide herinneren aan de vroegere aanwezigheid van begijnen.
Het tweede begijnhofNadat prins-bisschop Gerard van Groesbeek de orde had hersteld, vestigden de begijnen zich in 1571 binnen de stadsmuren. Eerst bewoonden ze een paar lemen huizen rond een kapel aan de rechteroever van de Nieuwe Demer. De begijntjes hielden zich bezig met onderwijs aan kinderen van de begoede burgerij en ziekenzorg. Na de slag bij Fleurus van 1625 verzorgden zij pestlijders. Zes begijnen overleefden dit niet.
Het huidige begijnhofOp het einde van de 17e eeuw werd de behuizing te klein. De begijnen verlieten de huizen op de rechter-oever. Tussen 1707 en 1780 bouwde men op de linkeroever van de Nieuwe Demer een nieuw begijnhof zoals het er op de verwoeste kerk na, nu (2016) nog uitziet. Het begijnhof met de begijnenhuisjes bestaat uit een V-vormige huizenreeks gelegen rond een pleintje. De noordvleugel grenzend aan de Witte Nonnenstraat omvat het oudste gedeelte der woningen; het werd opgetrokken tussen 1707 en 1711 in de Maaslandse renaissancestijl in opdracht van Anna Margaretha van Hilst (+1763). Het omvat 8 gelijkaardige breedhuizen van twee bouwlagen onder een met pannen bekleed zadeldak. Op de kalkstenen linteel boven de inkomdeur van het uiterst links gelegen noordelijk gelegen huisje prijkt het wapen van de schenkster Anna Margaretha van Hilst met als omschrijving: In azuur een ring van goud met een ingehoekt schildhoofd van goud. Op de verticale middenstijl vindt men de datum 1707 terug.De zuidelijk gelegen huisjes, vijf in het totaal, grenzend aan de Badderijstraat kwamen in 3 campagnes, tussen 1717 en en 1762, tot stand. Het systeem van voortuintjes met muur en kalkstenen poortjes zette men hier voort. De laatste twee huizen missen het horizontaliserende element van de doorlopende kalkstenen lintelen en raamdorpels dat voorkomt in huisjes grenzend aan de Witte Nonnenstraat.Op het binnenhof, afgebakend door de V-vormige vleugels van de nieuw gebouwde begijnenhuisjes werd in 1753-54 de aan de heilige Catharina toegewijde classicistische zaalkerk opgetrokken. Het geheel werd afgerond met een aan de westzijde gelegen poortgebouw uitgevend op de Zuivelmarkt. Aan de straatzijde is dit gebouw voorzien van een monumentale rondboogpoort omgeven door een geblokte omlijsting van kalksteen voorzien van een fronton met oculus (1780). Aan de tuinzijde telt de gevel tien traveeën en is volledig opengewerkt via rechthoekige vensters voorzien van een vlakke kalkstenen omlijsting. De risaliet van de twee middentraveeën is bekroond met een driehoekig fronton met een oculus in een uitspringende baksteenomlijsting geflankeerd door twee gevelstenen met jaartal 1780.
De komst van de Franse bezettingstroepen vanaf 1795 luidde de neergang in van het Hasselts begijnhof. In 1802 woonden 23 begijntjes in het hof. Cisterciënzerinnen van de abdij van Herkenrode hadden er toen ook hun toevlucht gezocht. De kerk werd toen gebruikt als hooischuur. Ze ging in 1881 op slot en werd verwoest bij een bombardement op 11 mei 1944. Al wat er nu van de kerk nog rest is een met klimop begroeide ruïne voorzien van een plaat met een korte toelichting van de geschiedenis van het begijnhof.
Tijdens de hele 19e eeuw waren er amper zes begijnen in het begijnhof gevestigd. In 1825 waren er nog acht begijnen, in 1856 nog drie. Rosa Margaretha Vandenhoudt was de laatste begijn van het huidige hof aan de Zuivelmarkt. Ze stierf op 14 september 1886.Reeds In 1839 werd de eigendom overgedragen aan de bisschop van Luik, om in 1880 in bezit te komen van het Hasselts armenbestuur. Eind 19e eeuw werd het opgekocht door de Broeders van Liefde.
Nieuwe bestemming na WOIIIn 1938 verwierf de provincie Limburg het Hasselts begijnhof, omvattende de begijnen-huisjes met kleine private tuin, het poortgebouw en het binnenhof met kerk. De centraal gelegen begijnhofkerk veranderde in 1944 door een bombardement in de WOII in een ruïne. Na de oorlog vond de Provinciale Bibliotheek Limburg, van 1946 tot 1979, zijn onderkomen in een aantal begijnenhuisjes. In 1959 breidde men het geheel uit met tentoonstellingsruimten grenzend aan de Zuivelmarkt. In 1994 werd de culturele werking toevertrouwd aan het Kunstencentrum Z33.
Recente ontwikkelingenEind 2016 maakte het Limburgse provinciebestuur bekend dat men de begijnenhuisjes en het poortgebouw grenzend aan de Badderijstraat en de Zuivelmarkt wil verkopen aan een projectonwikkelaar om er private woongelegenheden in onder te brengen. Daarbij krijgt Z33 een uitbreiding aan de Bonnefantenstraat. Ook is men zinnens het binnenhof met de kerkruïne opnieuw in te richten als publieke ruimte. Men suggereerde ook om dit plein te ontsluiten via een bijkomende doorgang naar de Badderijstraat en de Witte Nonnenstraat en de zuidelijk gelegen huizenrij uit te breiden met nieuwe woningen. De Limburgse provincieraad gaf op 21 september 2016 groen licht voor de verkoop van dertien huisjes en het poortgebouw. Daarbij stelde men dat de verkoop minstens 1,5 miljoen euro moet opleveren. Eind januari 2017 bleek dat alleen de UHasselt een bod van 1,5 miljoen uitbracht op het begijnhof. Daarbij diende het ook in samenwerking met de Limburgse Reconversiemaatschappij een visietekst in omtrent haar toekomstplannen rond de site.
Het eerste begijnhof uit de 13e eeuwIn 1245 is er voor het eerst sprake van een begijnhof, buiten de stadsmuren gelegen in de nabijheid van de zogenoemde Begijnenpoel en de Planckenweide. De waterput van dit eerste begijnhof dat in 1567 door protestanten tijdens de beeldenstorm werd vernield, is tijdens de jaren zeventig van de 20e eeuw tijdens afbraakwerken aan het Virga Jessecollege aan de Guffenslaan ontdekt. Van het begijnhof zelf werd een deel van de funderingen in de vorm van houten palen teruggevonden. Plaatsnamen in de buurt zoals Begijnenpoel en Begijnenweide herinneren aan de vroegere aanwezigheid van begijnen.
Het tweede begijnhofNadat prins-bisschop Gerard van Groesbeek de orde had hersteld, vestigden de begijnen zich in 1571 binnen de stadsmuren. Eerst bewoonden ze een paar lemen huizen rond een kapel aan de rechteroever van de Nieuwe Demer. De begijntjes hielden zich bezig met onderwijs aan kinderen van de begoede burgerij en ziekenzorg. Na de slag bij Fleurus van 1625 verzorgden zij pestlijders. Zes begijnen overleefden dit niet.
Het huidige begijnhofOp het einde van de 17e eeuw werd de behuizing te klein. De begijnen verlieten de huizen op de rechter-oever. Tussen 1707 en 1780 bouwde men op de linkeroever van de Nieuwe Demer een nieuw begijnhof zoals het er op de verwoeste kerk na, nu (2016) nog uitziet. Het begijnhof met de begijnenhuisjes bestaat uit een V-vormige huizenreeks gelegen rond een pleintje. De noordvleugel grenzend aan de Witte Nonnenstraat omvat het oudste gedeelte der woningen; het werd opgetrokken tussen 1707 en 1711 in de Maaslandse renaissancestijl in opdracht van Anna Margaretha van Hilst (+1763). Het omvat 8 gelijkaardige breedhuizen van twee bouwlagen onder een met pannen bekleed zadeldak. Op de kalkstenen linteel boven de inkomdeur van het uiterst links gelegen noordelijk gelegen huisje prijkt het wapen van de schenkster Anna Margaretha van Hilst met als omschrijving: In azuur een ring van goud met een ingehoekt schildhoofd van goud. Op de verticale middenstijl vindt men de datum 1707 terug.De zuidelijk gelegen huisjes, vijf in het totaal, grenzend aan de Badderijstraat kwamen in 3 campagnes, tussen 1717 en en 1762, tot stand. Het systeem van voortuintjes met muur en kalkstenen poortjes zette men hier voort. De laatste twee huizen missen het horizontaliserende element van de doorlopende kalkstenen lintelen en raamdorpels dat voorkomt in huisjes grenzend aan de Witte Nonnenstraat.Op het binnenhof, afgebakend door de V-vormige vleugels van de nieuw gebouwde begijnenhuisjes werd in 1753-54 de aan de heilige Catharina toegewijde classicistische zaalkerk opgetrokken. Het geheel werd afgerond met een aan de westzijde gelegen poortgebouw uitgevend op de Zuivelmarkt. Aan de straatzijde is dit gebouw voorzien van een monumentale rondboogpoort omgeven door een geblokte omlijsting van kalksteen voorzien van een fronton met oculus (1780). Aan de tuinzijde telt de gevel tien traveeën en is volledig opengewerkt via rechthoekige vensters voorzien van een vlakke kalkstenen omlijsting. De risaliet van de twee middentraveeën is bekroond met een driehoekig fronton met een oculus in een uitspringende baksteenomlijsting geflankeerd door twee gevelstenen met jaartal 1780.
De komst van de Franse bezettingstroepen vanaf 1795 luidde de neergang in van het Hasselts begijnhof. In 1802 woonden 23 begijntjes in het hof. Cisterciënzerinnen van de abdij van Herkenrode hadden er toen ook hun toevlucht gezocht. De kerk werd toen gebruikt als hooischuur. Ze ging in 1881 op slot en werd verwoest bij een bombardement op 11 mei 1944. Al wat er nu van de kerk nog rest is een met klimop begroeide ruïne voorzien van een plaat met een korte toelichting van de geschiedenis van het begijnhof.
Tijdens de hele 19e eeuw waren er amper zes begijnen in het begijnhof gevestigd. In 1825 waren er nog acht begijnen, in 1856 nog drie. Rosa Margaretha Vandenhoudt was de laatste begijn van het huidige hof aan de Zuivelmarkt. Ze stierf op 14 september 1886.Reeds In 1839 werd de eigendom overgedragen aan de bisschop van Luik, om in 1880 in bezit te komen van het Hasselts armenbestuur. Eind 19e eeuw werd het opgekocht door de Broeders van Liefde.
Nieuwe bestemming na WOIIIn 1938 verwierf de provincie Limburg het Hasselts begijnhof, omvattende de begijnen-huisjes met kleine private tuin, het poortgebouw en het binnenhof met kerk. De centraal gelegen begijnhofkerk veranderde in 1944 door een bombardement in de WOII in een ruïne. Na de oorlog vond de Provinciale Bibliotheek Limburg, van 1946 tot 1979, zijn onderkomen in een aantal begijnenhuisjes. In 1959 breidde men het geheel uit met tentoonstellingsruimten grenzend aan de Zuivelmarkt. In 1994 werd de culturele werking toevertrouwd aan het Kunstencentrum Z33.
Recente ontwikkelingenEind 2016 maakte het Limburgse provinciebestuur bekend dat men de begijnenhuisjes en het poortgebouw grenzend aan de Badderijstraat en de Zuivelmarkt wil verkopen aan een projectonwikkelaar om er private woongelegenheden in onder te brengen. Daarbij krijgt Z33 een uitbreiding aan de Bonnefantenstraat. Ook is men zinnens het binnenhof met de kerkruïne opnieuw in te richten als publieke ruimte. Men suggereerde ook om dit plein te ontsluiten via een bijkomende doorgang naar de Badderijstraat en de Witte Nonnenstraat en de zuidelijk gelegen huizenrij uit te breiden met nieuwe woningen. De Limburgse provincieraad gaf op 21 september 2016 groen licht voor de verkoop van dertien huisjes en het poortgebouw. Daarbij stelde men dat de verkoop minstens 1,5 miljoen euro moet opleveren. Eind januari 2017 bleek dat alleen de UHasselt een bod van 1,5 miljoen uitbracht op het begijnhof. Daarbij diende het ook in samenwerking met de Limburgse Reconversiemaatschappij een visietekst in omtrent haar toekomstplannen rond de site.
brochure 2021
januari 1954
E.H. Lambert Ketelslegers (°1915- +1998)
1941: Priesterwijding, Luik1950: kapelaan in St-Quintinus, Hasselt1967-1990: Pastoor in Kanne, Beverst & Meeswijk1990: Rector Sint-Salvator Rusthuis, Hasselt
Kapelaan Ketelslegers doopt Mark (10/4/1956)
E.H. Lambert Ketelslegers, sinds 1950 kapelaan in dienst van Deken Bollen van de St-Quintinus kathedraal, was een grote kindervriend en zeer geliefd bij de Hasseltse burgers. Hij bleef dat 17 jaar lang !
Ook bij mama Yvonne was hij een vriend des huizes. Hij was immers de oprichter/stichter van het vakantiepatronaat: het VP.
ALVA werd meteen een belangrijke sponsor voor dat project: gratis groenten en fruit, kosteloos camionvervoer indien daarom gevraagd door parochie- of jeugdgroepen.
Mama Vanstraelen was voor de kapelaan, zoals ook voor de vele Hasseltse religieuzen, priesters en broeders, een graag geziene en geliefde 'overnemer' van hun overschotjes van tombolabiljetjes. ... en vaak won mama Yvonne dus ook telkens een van de topprijzen:
Jos kreeg zo, rond zijn 12de, een prachtige roodpaarse herenfiest met remmen aan het stuur kado! ... Doch die werd na enkele dagen al gepikt aan de kerk, terwijl Jos de mis diende van de kapelaan !
Kapelaan Ketelslegers leerde mamaook het poppenkastspel aan en maakte daarvoor samen met ons vele (wereldberoemde) poppen uit rollen wc-papier: ' n simpel procédé waarbij wc-papierdeeg werd geboetseerd tot poppen, die eens gedroogd met penseelverf werfen ingekleurd tot prachtige exemplaren...
Onze mama schreef zelfs eigen poppenkastverhalen, waarin Jan Klaassen, de trompetter van de Prins, vaak de hoofdrolspeler was... (Lees hier méér over de poppenkast)
Het was ook kapelaan Ketelslegers die Jos met "een misdienaar' roeping bedeelde !
"Elke weekdag om 7:00u 's morgens trok ik naar de kathedraal om er mis te dienen bij een van de 3 kapelaans en/of de deken zelf. 's Zondags was er de Hoogmis, om 16:00u het Lof en op de feestdagen 's avonds de Vespers. Uitgedost in een lang wit kleed, en vanaf mijn 12e zelfs als wierrooksvat-zwaaier op het koor, het top-misdienaarsoutil in eigen handen, diende ik de Heer !" vertelt Jos.
Dat mocht ik later ook doen in de Basiliek van O.L.Vrouw, in Lourdes (1959) en zelfs in de immense Sint-Pieter, in Rome (1965)".
De meest blijvende, ook meest bekijvende ervaringen waren volgens Jos de wekelijkse bedieningen met het Heilig Oliesel van oudere, vaak bedlegerige parochianen. Gekleed in de typische witte misdienaar albe liep hij dan door de eenzame duistere straten van de stad, voor dag en dauw (i.e. na de mis van half zeven) door het centrum van de stad, vóór de kapelaan op. Die was gekleed in zwart toga en witte korte kiel met de kazuivelband rond de nek en de ciborie en hetheilig-oliepotje voor de borst. Jos droeg een brandende kaars-houder en klingelde af en toe met de kerkbel om hun komst aan te kondigen aan de voordeur van de 'stervenden'... om haar/hem het 5de sacrament tot te dienen. Het vijfde in de rij der sacramenten werd oudtijds altijd het Heilig Oliesel genoemd. Tegenwoordig wordt het in kerkelijke teksten doorgaans met unctio infirmorum (ziekenzalving) aangeduid.
Wanneer een zieke moest voorzien worden van het Sacrament regelde men met de koster hoe laat de priester ter plaatse kon zijn; ondertussen werd de stoep (ijs)vrij geborsteld, het huis geveegd en de ziekenkamer zorgvuldig in orde gemaakt om ´Ons Heer´ zo waardig mogelijk te kunnen ontvangen. Ieder die de priester met ´Ons Heer´ op zijn weg naar de zieke tegenkwam knielde neer en liet hem onder het slaan van een kruis en het prevelen van een schietgebedje passeren. Naast het ziekbed stond een tafeltje waarover een kraakheldere witte doek en daar op de voor de bediening nodige voorwerpen, kruisbeeld, twee kaarsen in kandelaars, wijwater en een takje gewijde palm benevens een klusje watten.
Maar ook, dankbaar, een centje voor de misdienaar én... een drepke voor de priester !
Het VakantiePatronaat 1938-2020
Meer dan zeventig jaar was het vakantiepatronaat in de Borggravevijversstraat een waarborg voor gezonde ontspanning en speelplein-werking voor de Hasseltse jeugd. Het patronaat ontstond uit een noodzaak tot de opvang van ronddolende stadskinderen tijdens de vakantieperioden.
De toenmalige kapelaan van de Grote Kerk te Hasselt, Michel Hermans, zag het probleem al in 1933. Daarom bouwde hij voor de kinderen uit de stad deze formule van jeugdwerking uit. Zonder op enige financiële steun te kunnen terugvallen zette hij voor de jongens een speelplein-werking op poten aan de Vossenberg en enkele jaren later een voor de meisjes op de Heksenberg. Lokalen of andere elementaire accom-modatie waren er niet. De organisatoren konden alleen maar terugvallen op veel goede wil en een onblusbare inzet.
In 1938 werd het domein aan de Borggravevijversstraat te koop gesteld. De deken van de hoofdkerk kon overtuigd worden de grond aan te kopen met parochiale fondsen. Het terrein werd herdoopt tot Sint-Michielsdomein naar de voornaam van kapelaan Hermans. Later werden er enkele lokalen in hout opgetrokken. De oorlogsperiode was een gouden tijd voor het vakantiepatronaat. De aanwezigheid van de Duitse bezetter was niet bepaald de ideale sfeer voor de straatrakkers uit de binnenstad. In het Sint-Michielsdomein konden zij zich uitleven volgens het opvoedingspatroon waarmee Don Bosco de Italiaanse jongeren van de straat had gehouden. Tijdens de oorlogsjaren kregen de kinderen er gratis soepbedeling via Winterhulp als een welkome aanvulling voor het pak stevige boterhammen dat ze van huis meekregen. Meer dan 900 kinderen vonden toen iedere dag de weg naar het speelplein. 's Morgens bliezen zij verzameling in de Grote Kerk om er de mis bij te wonen. Van daaruit trokken zij in stoet naar de Kempische poort waar ze door een speciale tram met versterkte tractie naar de Heidestraat gevoerd werden. De kinderen werden er een hele dag opgevangen door opgroeiende volwassenen, die weliswaar zonder enige opleiding genoten te hebben, gedreven werden door hun enthousiasme en door de stem van hun hart.
Kapelaan Ketelslegers volgde Michel Hermans op toen deze tot pastoor in Kiewit werd aangesteld. Ketelslegers legde de grondslag voor de oprichting van een diocesane kaderschool waar voortaan alle leiders van de speeltuinen hun vorming zouden krijgen. Een andere verdienste van de nieuwe proost was dat hij het domein openstelde voor het grote publiek. De opening van een snoepwinkeltje en het verbruikersterras brachten de nodige fondsen in kas voor de verdere uitbouw van andere activiteiten. Ketelslegers richtte ook jaarlijks een Vlaamse kermis in op het domein, het traditionele hoogtepunt van een kalenderjaar.
Vanaf 1959 kreeg kapelaan G. Robben de verantwoordelijkheid over het vakantiepatronaat toegeschoven. Hij was de bouwheer van het cafetaria en van de woning van de huisbewaarder.
In 1970 drong een uitbreiding van de lokalen zich op voor de meisjesafdeling. Het prijskaartje viel onverwacht uit naar de zware kant: de nieuwe infrastructuur werd slechts zeven weken per jaar gebruikt. Daarom werd gekozen voor een permanent verblijf voor jeugdtoerisme met overnachtingsmogelijkheden, de toekomstige "Borggraaf". In 1999 werd het gebouw aangekocht en in gebruik genomen door de vzw Tevona. Het biedt huisvesting aan een aantal socio- en culturele activiteiten. In september 2020 werd op de Borggraaf in Hasselt is gestart met de sloop van de jeugdlokalen die sinds de verhuizing van speelplein-werking Zowiezo leeg stonden. Na de sloop wordt het terrein als groene ruimte ter beschikking gesteld van de buurt.
De lokalen aan de Borggravevijverstraat roepen bij heel wat Hasselaren mooie herinneringen op aan hun vroegere schoolvakanties toen heel veel onder hen op het ‘vakantiepatronaat’ hun zomerse vrije tijd kwamen doorbrengen.
De toenmalige kapelaan van de Grote Kerk te Hasselt, Michel Hermans, zag het probleem al in 1933. Daarom bouwde hij voor de kinderen uit de stad deze formule van jeugdwerking uit. Zonder op enige financiële steun te kunnen terugvallen zette hij voor de jongens een speelplein-werking op poten aan de Vossenberg en enkele jaren later een voor de meisjes op de Heksenberg. Lokalen of andere elementaire accom-modatie waren er niet. De organisatoren konden alleen maar terugvallen op veel goede wil en een onblusbare inzet.
In 1938 werd het domein aan de Borggravevijversstraat te koop gesteld. De deken van de hoofdkerk kon overtuigd worden de grond aan te kopen met parochiale fondsen. Het terrein werd herdoopt tot Sint-Michielsdomein naar de voornaam van kapelaan Hermans. Later werden er enkele lokalen in hout opgetrokken. De oorlogsperiode was een gouden tijd voor het vakantiepatronaat. De aanwezigheid van de Duitse bezetter was niet bepaald de ideale sfeer voor de straatrakkers uit de binnenstad. In het Sint-Michielsdomein konden zij zich uitleven volgens het opvoedingspatroon waarmee Don Bosco de Italiaanse jongeren van de straat had gehouden. Tijdens de oorlogsjaren kregen de kinderen er gratis soepbedeling via Winterhulp als een welkome aanvulling voor het pak stevige boterhammen dat ze van huis meekregen. Meer dan 900 kinderen vonden toen iedere dag de weg naar het speelplein. 's Morgens bliezen zij verzameling in de Grote Kerk om er de mis bij te wonen. Van daaruit trokken zij in stoet naar de Kempische poort waar ze door een speciale tram met versterkte tractie naar de Heidestraat gevoerd werden. De kinderen werden er een hele dag opgevangen door opgroeiende volwassenen, die weliswaar zonder enige opleiding genoten te hebben, gedreven werden door hun enthousiasme en door de stem van hun hart.
Kapelaan Ketelslegers volgde Michel Hermans op toen deze tot pastoor in Kiewit werd aangesteld. Ketelslegers legde de grondslag voor de oprichting van een diocesane kaderschool waar voortaan alle leiders van de speeltuinen hun vorming zouden krijgen. Een andere verdienste van de nieuwe proost was dat hij het domein openstelde voor het grote publiek. De opening van een snoepwinkeltje en het verbruikersterras brachten de nodige fondsen in kas voor de verdere uitbouw van andere activiteiten. Ketelslegers richtte ook jaarlijks een Vlaamse kermis in op het domein, het traditionele hoogtepunt van een kalenderjaar.
Vanaf 1959 kreeg kapelaan G. Robben de verantwoordelijkheid over het vakantiepatronaat toegeschoven. Hij was de bouwheer van het cafetaria en van de woning van de huisbewaarder.
In 1970 drong een uitbreiding van de lokalen zich op voor de meisjesafdeling. Het prijskaartje viel onverwacht uit naar de zware kant: de nieuwe infrastructuur werd slechts zeven weken per jaar gebruikt. Daarom werd gekozen voor een permanent verblijf voor jeugdtoerisme met overnachtingsmogelijkheden, de toekomstige "Borggraaf". In 1999 werd het gebouw aangekocht en in gebruik genomen door de vzw Tevona. Het biedt huisvesting aan een aantal socio- en culturele activiteiten. In september 2020 werd op de Borggraaf in Hasselt is gestart met de sloop van de jeugdlokalen die sinds de verhuizing van speelplein-werking Zowiezo leeg stonden. Na de sloop wordt het terrein als groene ruimte ter beschikking gesteld van de buurt.
De lokalen aan de Borggravevijverstraat roepen bij heel wat Hasselaren mooie herinneringen op aan hun vroegere schoolvakanties toen heel veel onder hen op het ‘vakantiepatronaat’ hun zomerse vrije tijd kwamen doorbrengen.
In de zomer van 1962 was Ria, die in 1969 huwde met Jos, monitrice in het VP.
Op de foto's zie je haar met een groepjes bengels onder haar leidiing. Het noord-afrikaans jongetje naast haar is Amid, uit een Parijs gezin, die in een uitwisselingsprogragramma ism de Hummeltjes, bij ons in villa Ter Hilst verbleef.
Bericht uit Het Laatste Nieuws, 22/09/2020.
januari 1957
Zuster Stanislas (Carla Deklau)
17 juni 1911 - Geboren te Altona (D)20 november 2002: - Overleden te Hasselt
De kloostergemeenschap van de religieuze Ursulinen kende een bijzondere zuster, Zuster Stanislas. Voor heel veel Hasselaren wordt zij in één adem genoemd met de Hummeltjes!
Maar Zuster Stanislas is meer dan de Hummeltjes. Kinderen waren haar grote passie.
In 1957 stampte zij in Hasselt de eerste kinderopvang uit de grond om (aanvankelijk) arme kinderen op te vangen en ongehuwde moeders onderdak te geven. Later volgde een school voor kinderverzorgsters met naam en faam in binnen- en buitenland.
Aan de kinderen uit gezinnen van de achterbuurten van Parijs of uit de slums van India en Indonesie heeft ze een tweede thuis bezorgd en in nieuwe gezinnen het zaad van de vreugde gezaaid.
Zij overleed in november 2002 op 91-jarige leeftijd. Haar levensideaal groeit verder in de Hummeltjes.
In 1957 stampte zij in Hasselt de eerste kinderopvang uit de grond om (aanvankelijk) arme kinderen op te vangen en ongehuwde moeders onderdak te geven. Later volgde een school voor kinderverzorgsters met naam en faam in binnen- en buitenland.
Aan de kinderen uit gezinnen van de achterbuurten van Parijs of uit de slums van India en Indonesie heeft ze een tweede thuis bezorgd en in nieuwe gezinnen het zaad van de vreugde gezaaid.
Zij overleed in november 2002 op 91-jarige leeftijd. Haar levensideaal groeit verder in de Hummeltjes.
HISTORIEK
De Hummeltjes vzw werd op 7 januari 1957 door de Zusters Ursulinen opgericht vanuit een christelijke inspiratie en een bekommernis om de grote sociale nood. Het was Zuster Stanislas (Denklau Carla), die het initiatief nam om dit werk te starten.
In een eerste fase werden een 20-tal kindjes, met meestal een sociaal-familiale nood, dag en nacht opgenomen in een woonhuis gelegen in de Lombaardstraat in Hasselt.
Spoedig bleek hoe groot de nood aan opvang was voor de Limburgse bevolking. Zuster Stanislas was dan ook één van de voortrekkers op het gebied van kinderopvang en sociale hulp aan gezinnen met nood aan opvang en/of begeleiding. Vooral de nood aan dagopvang voor buitenhuis werkende ouders groeide snel aan. De stad Hasselt, met een belangrijke centrum-functie als provinciehoofdstad, werd medio de jaren 60 geconfronteerd met de eerste aanvragen voor dagopvang. Ook de meewerkende echtgenoten van de Hasseltse handelaars leerden de weg naar de Hummeltjes kennen. Zodoende werden een aantal afdelingen van de residentiële setting omgebouwd tot leefgroepen voor dagopvang voor kinderen van 0 tot 3 jaar.
In 1960 werd een gloednieuw opvanghuis gebouwd, gelegen in de Stadsomvaart 74 te Hasselt, voor een doelgroep van 100 kindjes van 0 tot 12 jaar in een dag- en nachtsetting. Dit mooie gebouw stond tot laat jaren 80 model voor zijn concepten van kindvriendelijkheid, efficiëntie en open karakter. Samen met deze uitbreiding werd ook een school voor kinder-verzorging gestart door de Dames Ursulinen in hun school aan de Schrijnwerkersstraat te Hasselt. Deze leerling kinderverzorgsters deden later hun stage bij de Hummeltjes.
Op 1 augustus 1961 werden de Hummeltjes erkend door het toenmalig Nationaal Werk voor Kinderwelziijn en werden voor het eerst, weliswaar zeer bescheiden, subsidies aan initiatieven van kinderopvang verstrekt.
In de zeventiger jaren evolueerde dit naar een echte betoelaging van gebouwen en personeel. De destijds ontwikkelde reglementeringen verplichtte de instelling wel op te splitsen in twee afdelingen: een kinderdagverblijf en een kleintjesoord.
Op 1 september 1993 richtte De Hummeltjes vzw een derde voorziening op nl. een privaat opvanginitiatief: Het Kievitje in Kiewit (Hasselt).
In 1995 werd het nieuwe besluit van toepassing op de werking van de Dag- en nachtopvang. Dit betekende een revolutionaire ommekeer: de nieuwe naam werd Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning (CKG). De visie en concepten werden herwerkt in de context van het gezin. Vanaf die datum konden kinderen dag en/of nacht opgevangen worden en begeleiding aan huis werd mogelijk. Zowat elke prinselijke bengel in België heeft een kindermeisje gekozen door Zuster Stanislas gehad.
Anno 1999 werd het grote gebouw te klein voor verdere kwalitatieve groei. Het CKG kreeg een nieuw hedendaags huis: ’t Hummelhuis. Het kinderdagverblijf en de buitenschoolse opvang van De Hummeltjes vzw verhuisden in september 2004 naar de nieuwe gebouwen in de St-Mrartinus Parochiel. Men kan dan spreken van een heuse “Kindercampus” aan de Zuster Stanislaslaan aldaar.
In haar totaliteit omvat De Hummeltjes vzw nu een 450-tal kindplaatsen en 180 personeelsleden en ontwikkelde zich tot één van de grotere kindercentra van het land. Het beleid van De Hummeltjes heeft continue aandacht voor de maatschappelijke evoluties en speelt in het aanbod in op de nieuwe noden die ontstaan.
Zuster Stanislas, “ons Moeder”, overleed op 20 november 2002. Laat haar levensvisie steeds in de voorziening voelbaar zijn: ‘Mens zijn, ’n goed mens zijn, dat is het enige belangrijke in deze wereld”
In een eerste fase werden een 20-tal kindjes, met meestal een sociaal-familiale nood, dag en nacht opgenomen in een woonhuis gelegen in de Lombaardstraat in Hasselt.
Spoedig bleek hoe groot de nood aan opvang was voor de Limburgse bevolking. Zuster Stanislas was dan ook één van de voortrekkers op het gebied van kinderopvang en sociale hulp aan gezinnen met nood aan opvang en/of begeleiding. Vooral de nood aan dagopvang voor buitenhuis werkende ouders groeide snel aan. De stad Hasselt, met een belangrijke centrum-functie als provinciehoofdstad, werd medio de jaren 60 geconfronteerd met de eerste aanvragen voor dagopvang. Ook de meewerkende echtgenoten van de Hasseltse handelaars leerden de weg naar de Hummeltjes kennen. Zodoende werden een aantal afdelingen van de residentiële setting omgebouwd tot leefgroepen voor dagopvang voor kinderen van 0 tot 3 jaar.
In 1960 werd een gloednieuw opvanghuis gebouwd, gelegen in de Stadsomvaart 74 te Hasselt, voor een doelgroep van 100 kindjes van 0 tot 12 jaar in een dag- en nachtsetting. Dit mooie gebouw stond tot laat jaren 80 model voor zijn concepten van kindvriendelijkheid, efficiëntie en open karakter. Samen met deze uitbreiding werd ook een school voor kinder-verzorging gestart door de Dames Ursulinen in hun school aan de Schrijnwerkersstraat te Hasselt. Deze leerling kinderverzorgsters deden later hun stage bij de Hummeltjes.
Op 1 augustus 1961 werden de Hummeltjes erkend door het toenmalig Nationaal Werk voor Kinderwelziijn en werden voor het eerst, weliswaar zeer bescheiden, subsidies aan initiatieven van kinderopvang verstrekt.
In de zeventiger jaren evolueerde dit naar een echte betoelaging van gebouwen en personeel. De destijds ontwikkelde reglementeringen verplichtte de instelling wel op te splitsen in twee afdelingen: een kinderdagverblijf en een kleintjesoord.
Op 1 september 1993 richtte De Hummeltjes vzw een derde voorziening op nl. een privaat opvanginitiatief: Het Kievitje in Kiewit (Hasselt).
In 1995 werd het nieuwe besluit van toepassing op de werking van de Dag- en nachtopvang. Dit betekende een revolutionaire ommekeer: de nieuwe naam werd Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning (CKG). De visie en concepten werden herwerkt in de context van het gezin. Vanaf die datum konden kinderen dag en/of nacht opgevangen worden en begeleiding aan huis werd mogelijk. Zowat elke prinselijke bengel in België heeft een kindermeisje gekozen door Zuster Stanislas gehad.
Anno 1999 werd het grote gebouw te klein voor verdere kwalitatieve groei. Het CKG kreeg een nieuw hedendaags huis: ’t Hummelhuis. Het kinderdagverblijf en de buitenschoolse opvang van De Hummeltjes vzw verhuisden in september 2004 naar de nieuwe gebouwen in de St-Mrartinus Parochiel. Men kan dan spreken van een heuse “Kindercampus” aan de Zuster Stanislaslaan aldaar.
In haar totaliteit omvat De Hummeltjes vzw nu een 450-tal kindplaatsen en 180 personeelsleden en ontwikkelde zich tot één van de grotere kindercentra van het land. Het beleid van De Hummeltjes heeft continue aandacht voor de maatschappelijke evoluties en speelt in het aanbod in op de nieuwe noden die ontstaan.
Zuster Stanislas, “ons Moeder”, overleed op 20 november 2002. Laat haar levensvisie steeds in de voorziening voelbaar zijn: ‘Mens zijn, ’n goed mens zijn, dat is het enige belangrijke in deze wereld”
januari 1957
Fotograaf BARTOK
Louis Bartok - Heppner
Geboren: Overleden:
Pionier-fotograaf maakte portretten van duizenden Limburgers / Louis Bartok, de eerste fotograaf van Hasselt, is niet meer. Hij werd 91 jaar. Tot 2 jaar geleden was hij nog actief in zijn fotostudio aan de Vismarkt. Louis Bartok was haast dagelijks te vinden in de buurt van de Grote Markt waar hij jarenlang fotogenieke mensen zocht. (...)" (11)
januari 1957
Fotograaf BARTOK
17 juni 1911 - Geboren te Altona (D)20 november 2002: - Overleden te Hasselt